De weken vlogen voorbij. Voor ze het wist waren ze al 3 maanden in het boshuisje. Het was er zo prachtig en rustig, de nu bijna 7 maanden oude Sharon begon op haar te lijken. Dezelfde bruine haren, dezelfde grijze ogen. En volgens Wolfs dezelfde vreselijke koppigheid. Als zij. Het kleintje vond het heerlijk om op haar speelkleedje in de vroege herfstzon naar de vogels te kijken.
Eva genoot met volle teugen van haar dochter. Hoe het kleine meisje de wereld om haar heen ontdekte, nog geen angst in de wereld, ook al was Eva constant bang dat hij er zou staan. Ze dacht zelfs hem een keer gezien te hebben toen ze boodschapjes deed in het dorpje. Het waren vriendelijke mensen in het dorp. Niet te beroerd je te helpen. En regelmatig op een klein pleintje stond er een klein wit wagentje waar een Aziatisch uitziende man met de lekkerste Vietnamees loempia's die ze ooit had geproefd. In een klein winkelcentrumpje, een kilometer daar vandaan, zat een snoezig Chinees restaurantje. Waar ze onder protest samen met Wolfs had gegeten.
In het dorpje zat zelfs nog een platenzaakje. Wat gerund leek te worden door een echtpaar en hun zoon. Ze hadden alles wat je kon bedenken. Dvd's, cd's maar ook lp's, zelfs platenspelers kon je bij hen kopen. De eigenaren van het winkeltje waren erg vriendelijk en leken licht bevriend te zijn met hun vaste klanten. Het meisje dat hen naar het bos had geleid kwam ze er binnen tegen. Ze stond te kwebbelen bij de kassa en gaf een van de eigenaren 2 pakjes noga. En zei de man ervan te genieten en wel echt te delen. Giebelend en knipogend liep het meisje met een tasje vol cd's de winkel uit.
Eva vond het heerlijk om door het dorpje te lopen. Ze hadden zelfs een heuse speelgoedwinkel waar ze voor haar kleine meisje altijd wel iets mee nam. Er waren twee kanten van de winkelstraat. De kant waar zij meestal fietsten die rechtstreeks naar het bos leidde en de kant waar het station aan zat, maar die vond ze te druk. Dat leek de hoofdader te zijn tussen de dorpen.
Op deze mooie herfstdag had ze Sharon in het stuur zitje van de fiets. Het was een graad of 22 en de zon scheen ongebroken. Ze snapte ergens wel dat mensen in dit kleine dorpje gelukkig werden. Ze stapte na de boodschappen op haar fiets en reed de winkelstraat door naar de weg die zij meestal nam. Die rechtstreeks naar het bos leidde. Ze fietste langs het spoor en keek de reguliere bos ingang in. Achter een boom stond hij. Bols. In paniek stopte ze haar fiets even en keek nog een keer. Nu stond er niemand achter die boom. Ze nam een paar keer diep adem. Ze beeldde het zich vast in. Ze stapte weer op en reed zo snel mogelijk de wat beschuttere bos ingang in. Ze besloot het Juna en Wolfs niet te vertellen. Ze had het zich allemaal vast in gebeeld. Het moest een truc van de schaduwen en haar angst zijn geweest.
De volgende dag was het bijna 28 graden en besloten ze te gaan zwemen in het zwembad in het bos. In het meertje bij het huisje was verboden. Waarschijnlijk was het water daardoor ook zo kraakhelder. Het zwembad van het dorp heten Laco. Toen ze aan een oudere vrouw vroeg hoe ze er kwam, riep de vrouw koppig: “Laco?” O, je bedoelt de zwoer. Dat is niet moeilijk hoor, kindje. Je fietst hier de straat in en de eerste links, vandaar recht doorrijden, en je rijdt er zo tegenaan. “En je moet echt met dit weer de Blauwe Draak proberen hoor”, zei de vrouw. Eva had geen idee wat de blauwe draak was, maar ze zou het wel zien. Het was nog vroeg, en omdat het een woensdag was. Was het zwembad tot tien uur 's avonds open. Ze lagen al snel op de ligweide van het zwembad. Eva lag met haar hoofd op Wolfs zijn schoot. “Ik weet dat jij uiteindelijk terug wilt naar Limburg Eef, maar het is hier ook zo prachtig,” zei hij. Hij voelde zich ook gewoon gelukkig. Hij was samen met zijn geliefde Eva. Hun prachtige dochtertje had geen zorg in de wereld. En ze hadden de tijd om leuke dingen te doen. Zoals een uitje naar het zwembad.
This tale has been pilfered from Royal Road. If found on Amazon, kindly file a report.
“Zou dat die blauwe draak zijn?” vroeg hij wijzend naar een door de zon gebleekte lichtblauwe waterglijbaan met een ondoorzichtige witte kap erbovenop, die bij de uitmonding twee ogen opgeschilderd waren. Eva glimlachte. “Ik denk het wel”, zei ze. “Oké, als jij gaat, ga ik ook,” zei hij grijnzend. “Oké, ik eerst”, riep ze. Ze stond op en holde naar de trap van de glijbaan. De watertemperatuur was volgens een papier 23 graden. Eva klom de trap op, gevolgd door Wolfs. Boven aan gaf hij haar een speels duwtje naar voren zodat ze sneller zou gaan. Beneden kwam ze in een opvangbak terecht. Het water voelde best koud aan. Ze keek richting de ligweide waar Juna met sharon aan het spelen was en zag achter een boom dacht ze weer Bols staan. Ze schrok van een koude plons water over haar heen en keek in het grijnzende gezicht van Wolfs. “Pestkop,” zei ze hem kussend. Toen ze terugkeek naar de boom was Bols weer verdwenen. Ze besloot dat het weer haar fantasie was en zei niets.
De rest van de dag vulden ze met het spelen met sharon in het pierenbadje of elkaar nat gooien in zowel de binnen- als buitenbaden. 's Avonds aten ze na wat smeken van Eva en Juna friet in het zwembadcafé om vervolgens naar het huisje in het bos terug te keren. Daar legde Eva Sharon, die doodmoe was van het dagje, in bed en ging vervolgens op het balkonnetje zitten samen met Juna en Wolfs. “Is er iets?” vroeg hij. Natuurlijk had hij de zorgen in haar ogen gezien. Hij kende haar te goed. Ze schudde haar hoofd. “Ik dacht dat ik wat zag, maar het was vast niets,” zei ze. Hopend dat hij het daarbij zou laten. Voor nu leek hij dat ook te doen.
De volgende dag gingen Juna en Wolfs wat dingen halen voor Juna's kindje, ze was inmiddels bijna 8 maanden zwanger. Ze namen Sharon met zich mee, dus eva had even het rijk alleen. Ze besloot om haar gedachten te ordenen even te gaan rennen rond het meertje. Na een uurtje douchte ze even en ging op het balkon zitten. Ze kon het gevoel van bekeken worden niet van zich afschudden. Ze hing even op de rand van het balkon. Daar zag ze hem Bols. Ze kon het nu niet meer ontkennen. Hij liep er echt. Ze pakte haar iPhone. En belde 112. Ze vertelde ze snel dat hij naar haar toe kwam en ze bang was dat hij haar wat vreselijks aan zou doen. De politie zou er alles aan doen om zo snel mogelijk bij haar te zijn.
Ze hoorde de deur beneden opengaan. Vluchten kon ze niet meer. Hij liep de trap op. “Eva!” zei hij. “Ik heb jou zo gemist”, voegde hij toe. “Gek ik jou helemaal niet.” Zei eva naar de keuken lopend, hopend dat ze een mes kon grijpen om zichzelf te kunnen verdedigen. Maar hij sneed haar de pas af. “Ik was zo bezorgd, Eva.” Je was ineens weg. Ze zeiden dat je ontvoerd was. Ik dacht. Hij heeft je vast vermoord. Hij is niet goed voor je, Eva. “Zei Bols. “Hij maakt alles kapot.” Eva keek hem aan. “Hij heeft me gered”, zei ze. “Hij beloofde je dat ik niet meer bij je in de buurt zou komen en kijk waar ik ben mijn liefste.” Eva deinsde zo ver, ze kon achteruit. “Blijf uit mijn buurt”, zei ze. Hij pakte een doosje uit zijn jaszak. “Het is heel simpel, Eva. “Zie je dit?” vroeg hij en hij haalde iets dat op een dartpijltje leek uit het doosje.
Hij liep naar haar toe. “Dit eva is een speciaal vergif. “Als ik dit in je huid prik, Eva, dan heb je nog maar een uur,” zei hij. En hij richtte het punt naar haar toe. “Ik houd van je Eva. Maar jij houdt van hem. En hij mag jou niet bezitten,” in de verte hoorde ze sirenes. “Daar is de politie al Bols.” zei ze. "Hier word je gezocht voor moord." Voegde ze toe “Dan moet ik opschieten. Zei hij.” Hij stopte het dartpijltje in een pistool. “Als ik jou niet kan krijgen mijn liefste. “Dan krijgt niemand jou.”
Hij schoot. Het dartpijltje raakte haar in haar arm. Ze wist het er nog uit te trekken. “Dit is monnikskap, Eva. Ik denk dat je nog een half uur hebt.” Hij rende het huisje uit. Eva's haar knieën begaven het en ze stortte op de grond. Ze hoorde de deur ingetrapt worden en haar heuvelrugse collega’s snelden naar binnen. Ze hoorde een mannelijke agent in zijn porto met spoed om een ambulance vragen. Eva wenkte naar hem. De agent knielde neer naast haar. Ze voelde haar keel langzaam dik worden. “Monniks...”, wist ze nog te fluisteren, toen werd het zwart.