Ze harkte maar weer het kleine grindveldje aan. Waar ze net een plantje in had gezet. Anders werd het zo kaal. "Hoe is het vandaag met je?" Vroeg Eva hard op. Ze kreeg geen antwoord. Natuurlijk niet. "Alweer 3 maanden." Ze zuchtte. "Heb je het goed daar?" Natuurlijk kreeg ze hier ook geen antwoord op.
Ze glimlachte even zo goed als dat ging. "Ik houd niet eens van tuinieren, maar dat weet jij wel toch?" "Ja, dat weet jij." Ze werd afgeleid door geschuifel, iets verder op. Een man met een capuchon op stond een paar meter verder. Ze haalde haar schouders op en richtte haar aandacht weer terug. Naar haar altijd stille gesprekspartner.
"Ik mis je wel hoor." Tranen sprongen in haar ogen. Ze miste hem meer dan ze wilden of kon toegeven. Vooral aan zichzelf. Ze miste zijn aanwezigheid. Zijn grappen. Zijn kookkunst. Zijn omhelzingen. Zelfs zijn koppigheid miste ze.
Ze wist nog net een snik te onderdrukken en boos op zichzelf veegt ze een paar koppige tranen weg die koppig waren ontsnapt. Ze huilden niet. Nee. Ze mocht niet huilen. Ze wilden niet huilen. Ze was toch verdorie, Eva van Dongen. Sterk en stoer. Niet emotioneel. Gevoelens die begroef ze toch altijd. Waarom was dat nu zo moeilijk?
Ze haalde haar neus op en haalden een doekje over de steen heen. "Hield je van mij?" Ze schudde haar hoofd. Dit moest ze hem niet vragen. Ze kreeg het antwoord toch niet meer. "Ik wel van jou.Nog steeds. Nu kan ik je dat wel zeggen. Je kan er toch niets meer mee." Weer veegde ze wild wat tranen weg. En keek even de andere kant op. De man met de capuchon op stond er nog steeds. Bewegingsloos haar kant op te kijken.
This content has been misappropriated from Royal Road; report any instances of this story if found elsewhere.
Ze wilde schreeuwen of hij het kon zien. Maar ik besloot dat zoiets hier roepen niet echt netjes was. Ze ging op de grond zitten. "Wat moet ik nu?" Zei ze spelen met wat grind. "Morgen weer werken, criminelen nemen niet vrij omdat ik het nu is moeilijk heb." Zei ze glimlachend. "Ach, ik red me wel." Zei Eva. "Hoeveel ik je ook mis.Ik red me vast wel." Nu kon ze haar snikken niet onderdrukken.
"Geloofde je me? Vast niet. Jij kent mij zo goed." Tranen kon ze ook niet meer bedwingen. "Ik moet het nu wel zonder je doen." Ze liet haar tranen nu maar gewoon komen. Geen kracht meer om ze weg te vegen. "Ook al kan ik dat eigenlijk niet.Ik moet nu wel." Ze stond op en klopte haar hardloopkleding af. "Ik ga nog even rennen." Misschien lukt het vandaag wel je even te vergeten." Ze kuste haar vingers en legde die op de koude marmeren steen.
"Dag, mijn lieve Floris." "Tot volgende week hè?" Zei ze. Haar tranen nu wel weg vegend. Ze keek nog een keer terug en rende toen langs de vreemde man met de capuchon op. Het kerkhof af nog een laatste keer terugkijkend naar het graf.
"Floris Wolfs"
"Verloren uit ons zicht, maar nooit ons hart."