Ze hadden besloten. Ze gingen Fred, George en misschien zelfs hun broer Ron halen. Ze renden de gemeenschappelijke ruimte uit en liepen naar het portret dat de gemeenschappelijke ruimte van Griffoendor verborg.
Ze gaven het wachtwoord en gingen naar binnen. Avalon zou nooit vergeten wat ze daar aantroffen. Bij de open haard stond Percy, de oudste van de gebroeders Wemel, in het vuur te staren. De tweeling zat in de stoelen voor het vuur. Ze zagen er verslagen uit. Een tienerjongen met een donke huidskleur zat voor hen en praatte met een zagte stem.
De rest van het Griffoendor huis zag er even verslagen uit als de 3 broers. Er was geen teken van Ron of Harry. Loena en Avalon gingen naast de Wemels zitten. "Jongens, we moeten iets doen." zei Avalon. "Ik ben een en al oor." zei George. "We moeten die kamer in." zei Loena. "Graag, maar hoe?" antwoordde Fred.
Stap voor stap. Eerst uitzoeken waar het is. We werden in een van de badkamers van de kerker gesleurd. Waarom beginnen we daar niet?" antwoordde Avalon. "Goed idee," zei George, "misschien is er nog hoop voor jullie." voegde Fred eraan toe. "Laten we gaan dames." zei George. Met z'n vieren baanden ze zich een weg naar het portretgat.
"Waar denk je heen te gaan?" zei Percy plotseling. "Perce. Ik weet dat je van regels en zo houdt, maar dit gaat over onze zus!" zei Fred. "En dat geeft jou het recht om een regelbreker te zijn?" zei Percy. "Ja Percy, ik denk het wel." zei George. "Ik ook," voegde Fred eraan toe. "Dus als je het niet erg vinden, kunnen je dan even opzij gaan?" Zei de tweeling allebei.
"Dat kan niet." Zei hij. "Ik heb mama beloofd dat ik jullie in het gareel zou houden." Zei hij. "Dat is allemaal goed en wel. Maar wat ga je haar vertellen als Ginny sterft? Oh, sorry mam, maar ik heb tenminste de tweeling in het gareel gehouden?" riep George naar zijn oudere broer. "Ga nu opzij." voegde George eraan toe. Terwijl hij zijn broer opzij duwde. "Zoals ik al zei, laten we gaan dames."
Ze klommen uit het portretgat en gingen op weg naar de kerkers. "Je zei dat het in een van de badkamers was?" Vroeg Fred. "Ja, De dames." legde Avalon uit. De tweeling keek elkaar aan. Ze trokken hun wenkbrauwen een paar keer op en neer. "Jullie zijn onverbeterlijk," zei Avalon. "ach ja dat prorberen we ." zei Fred glimlachend.
"kunnen we ons concentreren. Het is je zusje." Zei Avalon weer. "Je hebt gelijk, sorry," zei George. Ze gingen de badkamer binnen. Deze keer was hij niet leeg, er zweefde een geest binnen. Het was een jong meisje met zwarte vlechten, een rond brilletje en grote verdrietige ogen. Ze droeg een schoolgewaad. "Wie ben jij?" Vroeg ze. "Mag ik niet in vrede dood zijn?" voegde ze eraan toe.
"We hebben hulp nodig, ik ben Avalon." Zei ze tegen de geest. "Jenny." Zei de geest. "Jij bent Jammerende Jenny." zei George. "We hebben over je gehoord." voegde Fred eraan toe. Jenny bloosde een beetje. "Je lijkt een beetje op die jongen uhm Ron." Zei ze. "Ja, hij is onze broer." zeiden Fred en George. "Hoe ken jij hem?" vroeg Loena. "Dit is een meisjestoilet." voegde ze eraan toe.
"Dus ik mag geen mannelijke bezoekers hebben die mij leuk vinden?" snauwde Jenny. "Wanneer heb je hem voor het laatst gezien?" vroeg Fred. "Waarom zou ik je dat vertellen?" vroeg ze. "Kijk, Jenny, je bent een aardig meisje, en zo Maar het leven van mijn beste vriendin staat op het spel."
,kzei Avalon. "Ze waren hier een paar uur geleden nog." Zei ze. "Ze?" Vroeg Fred. "Ja, ze," antwoordde Jenny. "Wil je minder vaag zijn, wie zijn ze?" Vroeg George. "Nou Ron Harry en een leraar, hij was erg knap." zei Jenny een beetje zwoel. Fred rolde met zijn ogen. "Smalhart." Zei hij. "Overduidelijk." beaamde Avalon.
"Waar zijn ze gebleven?" Jenny fladderde naar beneden. "Ik ben geen antwoordapparaat." Zei ze. "Alsjeblieft Jenny," zei Avalon. "Nou ze keken naar de gootsteent, Waar ik de gele ogen zag voordat ik stierf." Ze wees naar De Gootsteen. "Toen Harry een paar rare verzonnen woorden zei, zakte het in de vloer en sprongen ze naar beneden." Legde ze uit.
"Bedoel je zoals sissen?" vroeg George. "Ja," zei ze een beetje snauwerig. "Verdorie. Sissel spraak. Dat kunnen we niet." zei George. "dus houd het hier op?" Vroeg Avalon. "Ik ben bang van wel." zei Fred.
"Als jullie deze badkamer nu niet verlaten, komen jullie in de problemen." Sneeps stem kwam van achter de deur. Fred legde zijn vinger op zijn mond om aan te geven dat ze stil moesten zijn. "Ik hoorde jullie daar binnen." zei Sneep. "Meisjes jullie verstoppen je. wij nemen het wel op ons." fluisterde George. "Kom op Freddie." zei George. Ze maakten een houding als twee oude krijgers die hun ondergang tegemoet gingen.
"Luister, iedereen daar weg voordat de Kamer open gaat." zei Sneep. "Het is al goed Severus..." Perkamsentus' stem kwam binnen. "Heren Wemel, juffrouw Leeflang en juffrouw Prins jullie kunnen nu naar buiten komen, jullie zitten niet in de problemen." Zei hij.
"Nou ik denk dat het over is." zei Fred terwijl ze allemaal de badkamer verlieten. "Fijn om jullie te zien." zei Perkamentus. "ja dank u wel ." zei Avalon. "Ik kon niet wegblijven. Maar we moeten hier weg. Het kan gevaarlijk zijn." zei Perkamentus. "Maar mijn zus! " zei George. "Ah, dat gaat mijn krachten te boven. Maar ik geloof dat je broer meneer Potter en professor Smalhart hun best doen." zei Perkamentus.
"Ik weet zeker dat jullie vragen hebben," zei hij. "Ja, zoals hoe kun je het lot van mijn zusje in handen laten van twee twaalfjarigen en een bedrieger." zei George boos. "Omdat meneer Wemel. Ik geen keus heb. Ik heb veel talenten, maar slangentaal hoort daar niet bij. Maar laten we dit alsjeblieft afmaken in het klaslokaal van professor Sneep. Je vindt het toch niet erg, Severus?" zei Perkamentus. "Helemaal niet," antwoordde hij.
Ze liepen naar het lokaal van Toverdranken. "Nu we hier toch zijn, zal ik alles beantwoorden wat jullie willen weten. Tenzij ik een heel goede reden heb om het niet te doen, maar ik zal niet liegen." zei Perkamentus.
"Wat is de waarheid achter de kamer?" vroeg Avalon. "Ah ja, dat had ik al verwacht. Ga zitten, dit duurt wel even." Zei hij.
"De kamer is 1000 jaar geleden gebouwd. Salazar Swaderich was boos op de andere 3 stichters omdat ze Dreuzel geborenen binnen lieten. Hij bleef er maanden en broedde een monster uit. Hij is wat je een dierlijke Voldemort zou kunnen noemen. Fred, George en Loena krompen ineen. Geamuseerd vervolgde Perkamentus zijn verhaal.
"Nadat het monster geboren was, trainde hij het. Daarna verzegelde hij de kamer tot zijn erfgenaam terugkwam om de school te reinigen."vertelde hij hen
"Dat is eigenlijk wat we al weten. Maar wie is die Erfgenaam? en wat heeft mijn zus ermee te maken? Waar gaat deze badkamer over? En waarom kunnen jullie niet helpen?" vroeg Fred.
"Allemaal geldige vragen, meneer Wemel. Als u mij toestaat. Al uw vragen zullen beantwoord worden." zei Perkamentus. "Nadat Slytherin vertrokken was. Werd de Kamer werd 900 jaar lang niet geopend. Pas toen een weesjongen genaamd Marten Vilijn de school binnenkwam. Ik was toen alleen nog maar een leraar. De Kamer nam een leven. Ik geloof dat jij het arme slachtoffer hebt ontmoet." Zei hij.
"Jenny." zei George. "Inderdaad. De overeenkomst is treffend. Zei Perkamentus. "Maar Ginny Volbloed." onderbrak Fred. "Ja, meneer Wemel. Daar kom ik nog op." Zei hij. "Waar was ik gebleven? Oh ja. Vijftig jaar geleden zou de school gesloten worden vanwege het monster dat door het kasteel zwierf en de arme Jenny vermoordde. Nu probeerde Marten een held te zijn. En hij wees naar een van zijn klasgenoten. De klasgenoot werd van school gestuurd en er gebeurde niets meer. De school was veilig. En het leek erop dat het voorbij was," zei Perkamentus.
"Dus deze oud-leerling is terug?" vroeg Loena. "Zonder iemands identiteit prijs te geven. Ja. Maar dat is al jaren geleden. En die oud-leerling is nooit schuldig geweest," legde Perkamentus uit.
"Waarom is die leerling dan van school gestuurd? En wie was het uiteindelijk?" Vroeg George "Ik was maar een professor en van school verwijderen is een zaak voor het schoolhoofd, Marten was erg overtuigend en het schoolhoofd trapte erin. Hij was ervan overtuigd dat hij de waarheid sprak. En handelde op basis van die slechte informatie. Ik geloof sterk dat Marten degene was die de kamer opende. Maar ik kon nooit bewijzen," zei Perkamentus.
If you encounter this narrative on Amazon, note that it's taken without the author's consent. Report it.
"Maar hij is nu terug?" vroeg Loena. "In zekere zin wel, en daar komt juffrouw Wemel om de hoek kijken. Marten heeft haar gebruikt om zijn bevelen uit te voeren. En voordat je het vraagt, hoe weet ik dat? Omdat Marten de enige overlevende erfgenaam is. En we wisten dat hij iemand gebruikte. Maar ik had geen idee wie het was totdat professor Sneep me vertelde dat juffrouw Wemel naar de kamer was gebracht."
Verbijsterd zaten ze daar met z'n vieren. "Ze deed het niet vrijwillig. " wist Fred uiteindelijk te zeggen. "Nee. Ik geloof dat ze bezeten was. juffrouw Wemel niet het soort persoon dat uit zichzelf iemand pijn zou doen. behalve uit zelfverdediging" verduidelijkte Perkamentus.
"Wat is het monster?" vroeg Avalon. "Je hebt het ontmoet. "Zei Sneep plotseling. "Inderdaad. Maar om al jullie nieuwsgierigheid te bevredigen, het monster heet een Bassalisk. Het is een slang. Bekend als de koning der slangen. Het doodt simpelweg door in je ogen te kijken." zei Perkamentus.
"Daarom zei ik dat je je ogen moest sluiten." zei Sneep. "Is Ginny dood?" vroeg Fred. "Ik weet het niet, meneer Wemel. Eerlijk waar weet ik dat niet. Ik hoop dat ze nog leeft en veilig zal terugkeren met Harry en uw broer. Maar ik kan er niet zeker van zijn." antwoordde Perkamentus.
"Ik weet dat dit niet het antwoord is dat u wilde horen. Ik wou dat ik meer wist." zei Perkamentus. "Hoe komt het dat er deze keer niemand gestorven is?" vroeg Avalon. "Omdat ik denk dat niemand het monster recht in de ogen heeft gekeken. Een reflectie van zijn ogen versteent je," legde Perkamentus uit.
"Nu moet ik helaas naar mijn kantoor om wat zaken af te handelen, dus ik sta jullie vier toe om naar de gemeenschappelijke ruimte van Griffoendor te gaan. Als ik meer weet, laat ik het jullie weten. Je hebt mijn woord." zei Perkamentus en vertrok.
Zwijgend baanden de 4 zich een weg naar de gemeenschappelijke ruimte van Griffoendor. Daar zaten ze een tijdje. "Jullie twee waren erg dapper. Wat er ook gebeurt, jullie hebben allebei geprobeerd Ginny te redden." zei Fred. "Ja, dat zullen we nooit vergeten." maakte George af. Daarna vielen ze weer stil.
Uren gingen voorbij. zelfs de zon kwam op. En eindelijk was er een bericht van Perkamentus. Ze gingen naar zijn kantoor. Meneer en mevrouw Wemel wachtten hen op en ze omhelsde snel haar zoons. Ze zag er verdrietig en bang uit. Ze liep naar Avalon. "Ik hoorde dat jij en Loena haar probeerden te redden." Zei ze op het randje van tranen. Ze omhelsde haar.
"Bedankt voor het proberen," daarna barstte ze in tranen uit. "Het spijt me," zei ze. "Lieve Molly, ik denk niet dat iemand hier het je kwalijk neemt. dus Sorry is een beetje misplaatst," zei Perkamentus.
Even later kwam er een schitterende vogel aangevlogen. Hij was rood met gele details op de veren met lange rode staartveren, een geel gezicht en een grijze snavel. Het leek alsof de vogel van vuur was gemaakt. "Ah Felix, blij je te zien." zei Perkamentus.
Even later kwam Harry de kamer binnen, gevolgd door Ginny, Ron en Smalhart. "GINNY." riep mevrouw Wemel en stortte zich op haar dochter. Harry zag er slecht uit. Zijn gewaden waren gescheurd en hier en daar bebloed, en hij had snijwonden over zijn hele gezicht. In zijn ene hand hield hij een lang zwaard, bedekt met bloed en zwarte resten. In zijn andere hand hield hij het zwarte boek dat Ginny altijd bij zich droeg.
Deze keer waren de bladzijden zwart, was het boek een beetje uit vorm en had het een enorm gapend gat in het midden. Toen mevrouw Wemel Ginny uit haar omhelzing bevrijdde, zag Avalon dat haar rode haar zwarte strepen had. Ze zag er erg bleek uit en hier en daar zaten sneetjes. Maar ze zag er vooral bang uit.
"Nou, ik ben blij dat dat achter de rug is." zei Perkamentus. "Ik zal jullie alle 3 ondervragen, meneer en mevrouw Wemel. En Harry natuurlijk. Maar ik denk niet dat dit het beste moment is. Juffrouw Wemel, ik wil dat u naar de ziekenboeg gaat om onderzocht te worden door Madam Plijster. Straf is niet nodig. Je hebt niet uit vrije wil gehandeld," zei Perkamentus glimlachend.
"Wat bedoel je?" zei Molly. "Nou, Molly, ik geloof dat ze bezeten was door de entiteit die bewaard werdt op de pagina's van dit dagboek," zei Perkamentus. terwijl hij het zwarte boek omhoog hield. "Maar de effecten zijn nu genaturaliseerd. En de studenten die werden aangevallen zullen snel wakker worden, dus er zijn geen blijvende gevolgen." voegde hij eraan toe.
"Maar Ginny, heb ik je nooit verteld dat je nooit iets moet vertrouwen dat voor zichzelf kan denken als je niet kunt zien waar het zijn hersenen bewaart?" zei Molly.
Perkamentus grinnikte om de uitdrukking. "Molly, Arthur, heb ik gelijk als ik denk dat je met je dochter in de ziekenboeg wilt blijven?" vroeg hij.
"Ja." zei mevrouw Wemel. Dan zal ik jullie naar de ziekenzaal begeleiden. "Harry, wil je alsjeblieft hier op me wachten.' "Juffrouw Prins, juffrouw Leeflang wilt u alstublieft terugkeren naar uw gemeenschappelijke kamer." zei Perkamentus. Het klonk erg vriendelijk maar erg definitief. Dus besloten ze gewoon naar hem te luisteren en te gaan.
Toen ze langs de Grote Zaal liepen zagen ze een tovenaar met lang blond haar in zwarte gewaden. Hij werd vergezeld door een klein wezen dat een beetje voorovergebogen liep. Het droeg wat leek op een kussensloop. Het had kleine, slungelige benen en stokachtige armen. Ze gingen in de richting waar Loena en Avalon vandaan waren gekomen.
Ze gingen snel naar de gemeenschappelijke ruimte. De volgende avond was iedereen uitgenodigd voor een feestmaal. Het was 2 weken voor het einde van het schooljaar. Ze zaten allemaal in de gemeenschappelijke ruimte. Alle leerlingen die waren versteend hadden ze genezen en zaten tussen hen in.
De sfeer was feestelijk. Perkamentus stond op en de hele school werd stil. "Er is weer een jaar voorbij. En wat een jaar was het. Ik ben blij dat alles gelopen is zoals het gelopen is. Als een school traktatie zullen alle examens geschapt zijn voor dit jaar."
De hele school barstte in gejuich uit. Een paar minuten later ging de deur open en Hagrid kwam binnen. "Ik zou eerder gekomen zijn maar een uil genaamd Egidius was in de war." Hij liep naar waar Harry Ron en Hermelien zaten en zei iets tegen ze,.
Harry reageerde en begon in zijn hand te klappen voordat ze het wiste was de hele school behalve natuurlijk Swaderich aan het klappen .
de weken die volgden genoot Avalon van het gezelschap van haar Beste vrienden. Vaak werden ze geplaagd door de Wemel tweeling. En voor ze het wisten waren hun hutkoffers gepakt en gingen ze op weg naar de trein.
Tijdens de reis leerden Avalon en Loena hun ravenklauw slaapzaalgenoten beter kennen. Ginny zat bij hen.
Het laatste uur was Sharon met de minuut stiller geworden. Loena en Ginny probeerden haar op te vrolijken maar niets leek te helpen "wat is er lieverd?" vroeg Avalon. Maar Sharon reageerde niet, ze trok haar schouders op en liet haar schouders zakken.
De rest van de reis praatten Loena, Ginny en Avalon over wat ze hadden meegemaakt en hoe goed het was afgelopen. Ginny schaamde zich een beetje dat Harry haar had gered. "Nou de volgende keer zorg je er gewoon voor dat hij van school wordt gestuurd." grapte Loena.
Na nog een uur stopte de trein eindelijk. Alle leerlingen stapten uit en namen hun hutkoffers mee. "Man wat kan ik mijn moeder veel vertellen." zei Avalon. Toen brak Sharon in tranen uit. Avalon begreep eindelijk dat ze overstuur was over de terugkeer naar haar weeshuis.
Toen ze van het perron in de hal van het station stapten stond Jolein haar op te wachten. "Mijn kleine eenhoorn." riep ze en ze omhelsde Avalon dicht tegen zich aan. "oh jij moet Ginny zijn." zei Jolein terwijl ze Ginny,s hand schudde. "en jij bent Loena toch? Zei ze. Loena knikte naar Jolein.
"Ik heb zoveel over jullie gehoord. Je zou denken dat jullie mijn kinderen zijn, zoveel heeft ze me verteld. "zei Jolein knipogend.
"daar over gesproken mam ik wilde je iets vragen." zei Avalon. "Alles lieverd." antwoordde Jolein. "Zie je dat meisje daar.." zei Avalon wijzend naar Sharon die op een bankje zat te wachten op iemand. "Ja dat zie ik." zei Jolein "Dat is Sharon Prewett. Ze woont in een weeshuis. Kan ze deze zomer bij ons logeren?"
Jolein glimlachte. "En ik dacht dat je het monster van Swaderich wilde vragen voor een thee kransje." Grapte Jolein. "Ga haar vertellen dat ze een plek heeft om te verblijven." Entosiastisch liep Avalon naar Sharon toe.
"Hey als je wil mag je met mij en mijn moeder mee naar huis." zei Avalon. In een oogwenk klaarde Sharons gezicht op. "Dat zou ik heel graag willen. Maar dan moeten we wel wachten tot mijn begeleider er is om het haar vertellen"
Mevrouw Wemel en meneer Wemel en meneer Leeflang hadden zich inmiddels bij Jolein gevoegd. "Kom op. Laten we naar mijn moeder gaan."
Avalon liep erheen. "Mam we moeten wachten op haar verzorger." vertelde Avalon. "Nou dan gaan we daar wat drinken. Ik heb altijd al eens Dreuzelkoffie willen proberen." zei mevrouw Wemel.
ze gingen in een klein café zitten. "Avalon meisje, mag ik je iets vragen?" zei Arthur Wemel, serieus klinkend. "Ja natuurlijk." zei Avalon.
"Nou, aangezien je alles weet over Dreuzels. Kun je me vast vertellen wat de functie van een rubber eend is?" Avalon lachte terwijl ze uitlegde wat Dreuzelkinderen met hun bad vriendjes deden.
Meneer Wemel keek gefascineerd. "Papa houdt van Dreuzels." legde Fred uit. Hij verzamelt zelfs die puntige dingen die ze in muren steken." voegde George eraan toe. "Stekkers?" Vroeg Jolein.
Meneer Wemel antwoordde. "Oh ja, ik heb een hele verzameling, je zou ze eens moeten komen bekijken," zei hij, terwijl hij heel trots klonk. Sharons verzorgster kwam binnen en was blij om te horen dat ze deze zomer ergens anders dan in het weeshuis zou kunnen verblijven.
"Als je ooit wilt," zei mevrouw Wemel." Jullie zijn allemaal welkom bij ons thuis," zei ze. Avalon glimlachte naar haar. "Dat zou ik fijn vinden." zei ze. Dit zou een geweldige zomer worden, dat wist ze gewoon.
En voor het eerst in haar leven keek ze uit naar de zomer. Net zoveel als naar het begin van het volgende schooljaar. Haar moeder had gelijk, ze had een plek gevonden waar ze echt thuis hoorde.